Diabetestherapie met insuline

Insuline speelt binnen de stofwisseling een sleutelrol: alleen met behulp van dit hormoon kan er voldoende glucose (een vorm van suiker) uit het bloed naar de lichaamscellen worden getransporteerd en in energie worden omgezet.

Bij mensen met diabetes type 1 produceert de alvleesklier geen insuline meer. De ontbrekende insuline moet worden toegediend door middel van insulinetherapie. Ook bij diabetes type 2 kan insulinetherapie nodig zijn, als de arts dit voorschrijft.

Basis van de therapie

Om iemand met behulp van insulinetherapie op een zinnige manier te kunnen behandelen, moet rekening worden gehouden met de volgende punten:

  • Voor het instandhouden van alle lichaamsfuncties heeft het lichaam continu (de klok rond) insuline nodig.
  • Tijdens de maaltijden is extra insuline nodig – hoeveel hangt af van de hoeveelheid koolhydraten die iemand tot zich neemt.

Insulinetherapie voor mensen met diabetes type 1

De twee gebruikelijkste vormen van insulinetherapie voor mensen met diabetes type 1 zijn:

  • Intensieve conventionele insulinetherapie (ICT) met insulinepennen Een à twee keer per dag wordt langwerkende insuline en naar behoefte, al naar gelang de maaltijden, meerdere keren per dag kortwerkende insuline in het vetweefsel geïnjecteerd (gespoten).

  • Insulinepomptherapie (CSII – continue subcutane insuline-infusie) Bij deze therapie voorziet een insulinepomp het lichaam continu (de klok rond) van een basale hoeveelheid insuline. Bij de maaltijden wordt daarnaast de benodigde hoeveelheid insuline afgegeven met een druk op een knop. De insuline wordt door de insulinepomp via een canule afgegeven aan het vetweefsel.

Meerdere keren per dag worden de bloedglucosewaarden zelf gemeten met behulp van een bloedglucosemeter. Deze waarden vormen de basis voor de berekening van de hoeveelheid maaltijdinsuline en eventueel voor de correctie-insuline.

Insulinetherapie voor mensen met diabetes type 2

Voor mensen met diabetes type 2 wordt vaak een van de volgende therapievormen gekozen als eerste stap binnen de insulinetherapie, daarbij wordt de insuline met een insulinepen in het vetweefsel geïnjecteerd (gespoten):

  • De basaal ondersteunde orale therapie (BOT) op basis van langwerkende insuline en tabletten.
  • De supplementaire insulinetherapie (SIT) met kortwerkende insuline en tabletten.
  • De conventionele therapie (CT) met een mengsel van kortwerkende en langwerkende insuline.