De insuline wordt in het onderhuidse vetweefsel geïnjecteerd

Huid
Onderhuids vetweefsel
Spier
Om de werking van de insuline goed te kunnen sturen, is het van belang dat de insuline in het onderhuidse vetweefsel wordt geïnjecteerd (subcutane injectie) en niet in de spier. Als de insuline in een spier wordt geïnjecteerd, kan er ernstige hypoglykemie optreden.

Injecteer de insuline in het onderhuidse vetweefsel

Injecteer de insuline niet in de spier.
Grote keuze aan naaldlengten - Ter ondersteuning van uw individuele behoeften¹
- Er is sprake van een trend in het gebruik van kortere en fijnere pennaalden
- Door injecties met korte pennaalden kan de insuline op een betrouwbare manier in het onderhuidse vetweefsel worden ingebracht (subcutane injectie) en is injecteren eenvoudiger.
- De huid (opperhuid en lederhuid) is, onafhankelijk van iemands BMI (Body Mass Index), zelden dikker dan 3 mm.
- De juiste naaldlengte is hierbij cruciaal en wordt bij het begin van de behandeling met insulinepennen bepaald, in overleg met uw diabetesbehandelaar.
- In de regel wordt bij een behandeling in eerste instantie begonnen met kortere pennaalden
- Door de juiste injectietechniek in combinatie met de juiste naaldlengte kunnen ongewenste injecties in de spier worden voorkomen.

Correcte injectietechniek bij verschillende naaldlengten
Correcte manier om een huidplooi te maken

- Maak de huidplooi met duim en wijsvinger (evt. ook de middelvinger).
- Hou de huidplooi losjes en niet verkrampt vast. Druk de huidplooi niet zo sterk samen dat het pijn doet of dat de huid wit wordt.

- Als alle vingers worden gebruikt bij het maken van de huidplooi, is er een groot risico dat ook de spier wordt opgetild. Daardoor kan er ongewenst een intramusculaire injectie worden gedaan.
1 De op deze website is bedoeld als een advies en mag nooit worden beschouwd als vervanging voor een professioneel advies en/of professionele behandeling door een correct opgeleide diabetesbehandelaar.