Hoe vaak moet ik mijn bloedglucosewaarden meten?

Hoe vaak je een meting moet doen is afhankelijk van de diabetestherapie. Als je diabetes type 2 hebt en wordt behandeld met orale medicatie en/of insuline, of als je twee keer per dag insuline moet injecteren als onderdeel van de conventionele diabetestherapie, moet je de details van de zelfcontrole van je bloedglucosewaarden met je arts of verpleegkundige bespreken.

Als je insuline injecteert als onderdeel van een intensieve therapie of als je een insulinepomp draagt, moet je jouw bloedglucosewaarden ten minste 4 keer per dag controleren:

  • na het opstaan/vóór het ontbijt
  • vóór de lunch
  • vóór het avondeten
  • vóór het slapen gaan

Bovendien moet je elke 2 tot 4 weken je bloedglucosewaarden 's nachts rond 2 uur meten, om te kijken of er zich eventueel onopgemerkte nachtelijke hypo's voordoen.

Tijdens een instelfase wordt aangeraden je “postprandiale” bloedglucosewaarden ongeveer 1 tot 2 uur na een maaltijd te meten. Dit helpt bij het bepalen van het juiste type maaltijdinsuline alsmede het vaststellen van het noodzakelijke tijdsinterval tussen injecties en maaltijden alsmede van de juiste insulinedosis.

Deze waarden die korte tijd na maaltijden worden gemeten, kunnen echter niet alleen worden gebruikt voor het controleren van de maaltijdinsuline. Bloedglucosewaarden moeten ook in uitzonderlijke omstandigheden met korte tussenpozen worden gecontroleerd, b.v. als het vermoeden van een hypo of ketoacidose bestaat, bij ziekte die gepaard gaat met koorts, braken of diarree, alsmede behoorlijke veranderingen in je dagelijkse routine (b.v. ploegendienst, op vakantie gaan naar een andere tijdzone).