Sport is gezond! Vindt u dat onzin? Dat is het zeker niet: regelmatige lichaamsbeweging verlaagt het bloedsuikergehalte en verbetert de gevoeligheid voor insuline op de lange termijn, waardoor de basale behoefte aan insuline afneemt. Lichaamsbeweging is bovendien goed voor diabetici omdat daardoor de risico’s voor hart en bloedvaten afnemen. Schadelijke vetten, zoals triglyceriden en LDL-cholesterol nemen af en het nuttige HDL-cholesterol neemt toe. Ook de bloeddruk en de hartslag worden verlaagd. En ook aan uw figuur is te zien dat sport effect heeft.

Goed te combineren: sport en een insulinepomp

Wie lijdt aan diabetes type 1 en aan sport doet, weet ook – ondanks alle positieve effecten – dat de bloedsuikerhuishouding erdoor in de war kan raken. Het ontbreekt het lichaam immers aan de mogelijkheid die goed te reguleren. Met behulp van insulinepomptherapie is dat probleem goed op te lossen

Voor u met sporten begint, moet u dan tijdig een aantal dingen bedenken:

Om wat voor sport gaat het?

Mensen met diabetes kunnen vrijwel alle sporten beoefenen. Vanwege de positieve effecten op hart en bloedvaten zijn vooral duursporten zoals hardlopen, nordic walking, fietsen en wandelen heel geschikt. Ook zwemmen is mogelijk: afhankelijk van de instructies van de fabrikant moet daarvoor soms wel de insulinepomp worden afgedaan. Zelfs vechtsporten en andere sporten met lichaamscontact zijn mogelijk, maar daarbij moet de insulinepomp wel worden afgedaan, omdat het risico bestaat dat iemand aan de katheter blijft hangen en zo de canule er onbedoeld uit wordt getrokken.

Wanneer moet u beginnen?

Alle insulinepompen bieden de mogelijkheid om de basaalsnelheid gedurende een bepaalde periode percentueel te verlagen. Afhankelijk van de gebruikte insuline wordt bij analoge insuline één uur van tevoren begonnen met de vermindering. Bij normale insuline is dit twee uur van tevoren.

Basaalsnelheid verlagen

Hoe sterk de basaalsnelheid wordt verlaagd, hangt af van de twee andere vragen (hoe lang het sporten duurt en hoe goed iemand in training is). Hoe langer de sport duurt, bijvoorbeeld een wandeling van een hele dag, hoe meer de insuline moet worden verlaagd. Wie niet goed in training is en weinig ervaring heeft met de insulinepomp tijdens het sporten, moet voor hij of zij gaat sporten eerst overleggen met het behandelende diabetesteam.

De verlaging is individueel

Er is geen vuistregel voor hoe sterk iemand de basaalsnelheid moet verlagen. In principe geldt echter dat het goed is om het sporten langzaam op te bouwen, om een hypo (hypoglykemie, dus een te laag bloedsuikergehalte) te voorkomen. Het is gemakkelijker om iets verhoogde waarden achteraf te compenseren dan om na een hypo tijdens een eerste training weer te beginnen met sporten.

Hoge waarden na het sporten

Wie al ervaring heeft met de beste manier om de basaalsnelheid te verlagen – en dus met succes sport kan beoefenen – kan toch meemaken dat het bloedsuikergehalte na het sporten hoger ligt dan ervoor. Dit kan worden veroorzaakt door het feit dat het bloedsuikergehalte ervoor al te hoog lag en er dus sprake was van een gebrek aan insuline. Daarom moet voor het sporten altijd bloedsuiker worden gemeten en moet bij verhoogde waarden ook aceton worden gemeten in de urine. Als er aceton aanwezig is, moet eerst de ontspoorde stofwisseling worden aangepakt voor met sporten kan worden begonnen.

Begin niet met te lage waarden

Bloedsuiker meten voor het sporten is zeker ook nodig om een eventueel te lage waarde te verhogen. Het bloedsuikergehalte moet voor wordt begonnen met sporten tussen de 8.9 en 10.0 mmol/l liggen. Als het bloedsuikergehalte lager ligt, dan helpen snelle koolhydraten voor sporters, zoals sap of banaan, om het bloedsuikergehalte op het juiste niveau te krijgen.

Spierreserve moet worden gevuld

Na het sporten zijn de suikerreserves op. In die tijd kan er dus vaker sprake zijn van hypo’s, omdat opgenomen koolhydraten naar de suikerreserves gaan; dat is het effect van het vullen van de spieren. Daarom is het aan te raden om de basaalsnelheid ook na het sporten laag te houden – hanteer ongeveer de dubbele lengte van de tijdsduur van de sport.

Ervaring opdoen

Het uitgangspunt is dat er geen vuistregels zijn voor het omgaan met insulinetherapie en sport. Maar met de hier genoemde tips kan iemand stapsgewijs een gevoel krijgen wat voor hem of haar de juiste aanpak is.

Veilig sporten

  • Verlaag één of twee uur voor het sporten de basaalsnelheid.
  • Meet uw bloedsuiker voor het sporten. Bespreek alvorens het sporten met uw behandelaar wat u met welke waarde voor actie moet ondernemen.
  • Als u tijdens het sporten een hypo krijgt, stop dan onmiddellijk met sporten, neem snelle koolhydraten en meet uw bloedsuiker.
  • Handhaaf na het sporten enige tijd de verlaagde basaalsnelheid. Test uw bloedsuiker: corrigeer lage waarden door de inname van koolhydraten en wacht bij verhoogde waarden af, vanwege het spiervuleffect.