mylife Stories

Tips en trucs voor het controleren van uw bloedglucose

Wie regelmatig zijn bloedglucose meet, creëert de basis voor een goed ingestelde diabetes. Hier vindt u een paar tips en trucs waarmee u gemakkelijk en comfortabel zelf uw bloedglucose kunt controleren.

Voor mensen met diabetes die zichzelf insuline injecteren of een insulinepomp dragen behoort regelmatig bloedglucose meten gewoon tot de dagelijkse bezigheden. Alleen wie zijn actuele bloedglucosewaarde kent, kan de insuline goed doseren of eventueel een correctie doen als dat nodig is. Dit is de basisvoorwaarde voor een goede en succesvolle instelling van diabetes, voor een goede behandeling en daarmee uiteindelijk ook voor het vermijden van complicaties.

Om te lezen

Onze tips en trucs komen overeen met de algemeen geldende aanbevelingen. Als uw behandelend arts of uw diabetesbehandelaar u iets anders voorschrijven, dan geldt voor u dat voorschrift.

Mijn waarden – mijn verantwoordelijkheid

Maar wat betekent dat, dat u ‘goed bent ingesteld’? Die vraag kan niet zomaar worden beantwoord, want bij iedereen reageert de stofwisseling verschillend. Om die reden zijn ook de doelwaarden voor de bloedglucose bij iedereen verschillend en worden daarom ook samen bepaald met de diabetesbehandelaar. Daarbij speelt ook de langetermijnbloedglucosewaarde HbA1c een rol. Het doel van een diabetesbehandeling is om de bloedglucosewaarde in de buurt te krijgen van de normale waarden en het natuurlijke verloop van de bloedglucose van iemand die geen diabetes heeft.

Wanneer en hoe vaak meet u uw bloedglucose?

Hoe vaak de bloedglucose gemeten moet worden hangt af van de behandeling. Dit moet worden besproken met de diabetesbehandelaar. Mensen met diabetes die voor hun behandeling insuline injecteren of een insulinepomp dragen moeten minimaal vier keer per dag hun bloedglucosewaarde controleren. Voor het ontbijt, voor de lunch, voor het avondeten en voor het slapen. Om onopgemerkte nachtelijke hypoglykemie te kunnen herkennen, wordt aangeraden om, om de twee à vier weken ook ’s nachts om 2 uur een keer te meten.

Omdat uitzonderingen de regel bevestigen: in de fase dat de diabetes wordt ingesteld en, bij ziekte, tijdens lichaamsbeweging, zwangerschap, reizen of bij een sterke aanpassing van het dagritme kunnen ook meer metingen of een controle na het eten aan te bevelen zijn.

Stap voor stap goed te werk gaan

Met een goede voorbereiding en uitvoering kunnen meetfouten worden voorkomen. Leg daarom alle benodigdheden alvast klaar, zoals het bloedglucosemeetsysteem, teststrips, een prikhulpmiddel met een nieuwe lancet (lancetten zijn bedoeld voor eenmalig gebruik), uw dagboek en een pen. Veel mensen met diabetes gebruiken tegenwoordig diabetes-apps in plaats van een handgeschreven dagboek om hun therapie beter te kunnen overzien.

Was voor het meten van uw bloedglucose uw handen met zeep en warm water (gebruik geen alcohol en geen desinfectiespray). Zo kunt u zweet en eventuele suikerresten afspoelen die anders van invloed kunnen zijn op het meetresultaat. Doe de teststrip in het meetapparaat. Prik aan de zijkant van uw goed afgedroogde vingertop met een prikhulpmiddel en neem – zonder te knijpen – een bloeddruppel af. Breng het gewonnen bloed volgens de instructies van de fabrikant op de teststrip aan.

De teststrips van meetapparaten zoals de mylife Unio Neva zuigen het bloed vanzelf op, zodra de bloeddruppel in aanraking komt met de teststrip. 

Zijn de meetwaarden juist? Handige tips

  • Let op of uw vingers schoon zijn, want vieze vingers kunnen leiden tot foutieve bloedglucosewaarden.
  • Als de bloedglucosewaarde ongewoon hoog of juist ongewoon laag uitvalt, herhaal de test dan nog een keer met een nieuwe teststrip en een nieuwe lancet (let op: de teststrip mag niet vochtig zijn).
  • Controleer met de controlevloeistof die geschikt is voor uw apparaat of uw bloedglucosemeter nog goed werkt.
  • Als het testresultaat nog altijd ongewoon hoog of laag is, laat uw bloedglucosewaarde dan nog eens controleren door uw arts.

Ga terug